Purrrspectief

Lui lig ik op de bank. Als ik geluiden hoor sla ik vermoeid een oog open. De vrouw die hier woont begint opeens te praten. Verschrikt kijk ik op, maar ik zie verder niemand. Even overweeg ik naar de keuken te lopen om te zien of daar iemand is, maar de ervaring leert dat het meestal niet zo is. Ze zal wel weer in die zwarte doos aan het praten zijn.
Ik rek me uit en terwijl ik me nog eens omdraaien wil ruik ik een vreemde geur. Het is een geur die ik haat. Eens was deze geur mij onbekend, maar de laatste tijd ruik ik het steeds vaker. Het is een geur die me angst inboezemt omdat deze altijd gepaard gaat met de komst van mijn aartsvijand. Ik spits mijn oren en kruip in elkaar. Nu ben ik niks meer dan een klein pluizig bolletje op de grote bank waar ik zojuist languit op lag. Dan hoor ik geluiden op de gang. De geur wordt sterker. Niemand lijkt zich bewust te zijn van het naderende gevaar.
De deur zwaait open. Lomp als hij is komt hij naar binnen rennen en knalt meteen tegen de fauteuil op. Als een gek rent hij naar de vrouw die hier woont toe, springt tegen haar op en likt haar broek. Hij verdwijnt naar de keuken. Wedden dat hij mijn eten steelt? Al kauwend komt hij terug. Hij komt naar me toe. Het kwijl druipt nog langs zijn open muil. Hij wil mij opeten. Ik weet het zeker.

Vrolijk loop ik over straat. Ik vind het leuk om buiten te zijn. De zon schijnt en in de verte hoor ik de vogels fluiten. Ik word begeleid door een jong stel. Ze nemen me meerdere keren per dag mee om te wandelen. Meestal keren we na de wandeling terug naar mijn huis. Al gauw merk ik dat we vandaag niet meteen weer naar huis gaan na de wandeling. Ik versnel mijn pas. Mijn neus steek ik hoog in de lucht. Het avontuur roept en ik wil er heen. Het is jammer dat het jonge stel niet net zo snel wil als ik.
Eenmaal bij de deur aangekomen ga ik keurig zitten. Ik weet dat het zo hoort. Als de deur open gaat ren ik snel naar binnen. Ik begroet de mensen die thuis zijn. Ze zijn blij om mij te zien. Zo blij dat ze ook al iets lekkers voor me hebben klaargezet in de keuken. Het water loopt me in de mond. Binnen een paar tellen is het op. Al kauwend loop ik terug naar de woonkamer. Misschien krijg ik meer. Misschien aaien ze me nog wel een keer.
Dan zie ik hem. Hij ligt opgerold op de bank. Kwispelend loop ik naar hem toe. Misschien wil hij deze keer wel spelen?

Comments are closed.